33841 |
roepen van de hengst naar de aankomende merrie |
hommelen:
humǝlǝ (Q112a Heerlerheide),
joechelen:
juxǝlǝ (Q112a Heerlerheide),
kraaien:
krīǝ (Q112a Heerlerheide),
rauwen:
røu̯ǝ (Q112a Heerlerheide)
|
Bij het naderen van de hengst joechelt (juicht) de merrie naar de hengst, die deze roep op zijn beurt beantwoordt met onder meer te rauwen, hummelen, joechelen e.d. In dit lemma zijn ook de enkele antwoorden uit vraag N 8A, 1c (zachtjes hinniken van de merrie tegen het veulen) ondergebracht, omdat zij enkel in dit kader passen; de gestelde vraag leverde geen enkele specifieke term op. [N 8, 47; N 8A, 1b en 1c]
I-9
|
21652 |
roeper |
oproeper:
opreuper (Q112a Heerlerheide)
|
afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34531 |
roepwoord om de klokhen te lokken |
kloek, kloek, kloek:
kluk, kluk, kluk (Q112a Heerlerheide)
|
[N 19, 44c; A 6, 2c]
I-12
|
18314 |
rok als bovenkledingstuk |
rok:
rok (Q112a Heerlerheide)
|
rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18284 |
rok: algemeen |
rok:
rok (Q112a Heerlerheide, ...
Q112a Heerlerheide)
|
vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32834 |
rollen |
rollen:
rǫlǝ (Q112a Heerlerheide)
|
De koe tijdens het kalven op de rug wentelen. [N 3A, 50]
I-11
|
21647 |
rolletje munten |
cahot (<fr.):
kohot (Q112a Heerlerheide)
|
rolletje centen of kwartjes of andere munten [knappert, lok?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20705 |
rond wittebrood |
plats:
schj=ch van chocolade
plats (Q112a Heerlerheide)
|
Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
27918 |
rondhout van een platte kant voorzien |
een kap met blad maken:
eŋ kap met blat mākǝ (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
Een rondhout geheel of gedeeltelijk van een platte zijde voorzien. Volgens de invuller uit Q 33 werd dit werk op de mijn Emma vooraf in de zagerij gedaan. [N 95, 308; monogr.]
II-5
|
17931 |
rondslenteren, ronddolen |
stropen:
sjtrèùpə (Q112a Heerlerheide),
trampelen:
trampələ (Q112a Heerlerheide),
zwabberen:
zwabbere (Q112a Heerlerheide)
|
lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|