33983 |
brede buikriem |
help:
help (Q112a Heerlerheide)
|
Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73]
I-10
|
34080 |
brede tanden |
vaste tanden:
vastǝ tɛŋ (Q112a Heerlerheide)
|
Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c]
I-11
|
28099 |
breekbout |
breekbout:
brę̄kbǫwt (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
breekschalm:
brę̄kšalm (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Onderdeel van de koolploeg- en transporteuraandrijving ter voorkoming van ontoelaatbaar hoge trekkrachten in schaaf- en transportkettingen. Bij te hoge trekkracht breekt de bout. [N 95, 600; monogr.]
II-5
|
18392 |
bretel |
help:
helpe (Q112a Heerlerheide, ...
Q112a Heerlerheide)
|
bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33752 |
breukhengst |
gebroken hengst:
gǝbrǭkǝ heŋs (Q112a Heerlerheide)
|
Een hengst waarbij door het castreren een darmuitstulping optreedt. [N 8, 61c]
I-9
|
28076 |
breuklijn |
breeklijn:
brę̄klīn (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits])
|
De lijn waarlangs het dakgesteente moet afbreken, wanneer de ondersteuningen geroofd worden. [N 95, 579; monogr.]
II-5
|
28075 |
breukpand |
oude:
awǝ (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale])
|
Het pand waar de ondersteuning wordt geroofd met als doel het dak te laten instorten. De invuller uit Q 21 merkt over de opgaven "roofpand" en "vulling" het volgende op: voordat de nachtdienst de transportmiddelen, de lucht- en waterleidingen en de verlichting verplaatst had naar het nieuwe pand en het oude pand had geroofd, sprak men van het "roofpand", dit in tegenstelling tot het nieuwe pand dat het "koolpand" werd genoemd. Als de dagdienst begon, gebruikte men de term "roofpand" niet meer maar werd over de "vulling" gesproken. [N 95A, 14; monogr.; Vwo 198; Vwo 730]
II-5
|
28074 |
breukpijler |
breekstreb:
brę̄kštrēp (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Domaniale]),
brokstreb:
bruxštrēp (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Pijler waarvan het ontkoolde gedeelte wordt gevuld door het beheerst laten instorten van het dakgesteente. Dit wordt bereikt door in dit deel van de pijler de ondersteuningen weg te nemen (zie ook het lemma Roven). [N 95, 361; N 95, 578; monogr.; N 95, 545]
II-5
|
28077 |
breukstijl |
breekstijl:
brę̄kštil (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Maurits]),
breukstijl:
brø̄kštil (Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Starre stijl die in breukpijlers wordt gebruikt om een breuklijn tot stand te brengen. De breukstijl is door de betere en snellere verplaatsbaarheid de vervanger van de bok. Zie ook het lemma Bok. G.H.H. in het woordtype "G.H.H.-stijl" (Q 121) is een afkorting voor Gutehoffnungshütte, de fabrikant van dit type stijl. [N 95, 584; N 95, 360; N 95, 566; monogr.]
II-5
|
33840 |
briesen |
briesen:
brizǝ (Q112a Heerlerheide),
pruitsen:
prūtšǝ (Q112a Heerlerheide),
spruisen:
šprusǝ (Q112a Heerlerheide)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|