e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P197p plaats=Heers

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuinkervel kelver: keͅləvər (Heers), kervel: keͅrvəl (Heers) [Goossens 1b (1960)] I-7
tuinman, boomkweker boomkweker: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  bumkweəkər (Heers), hovenier: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  ovənīr (Heers) [RND 08] I-7
tuit tuitel: tø͂ͅtəl (Heers) tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1
tweede luiden voor de mis inluiden: ət lət ɛin (Heers), ⁄t leut ein (Heers), luiden: [sic]; half uur  luigə (Heers), tampen: ⁄t tampt (Heers), kwartier  tampə (Heers) Kleppen (de 2 maal luiden voor de H. mis). [ZND B2 (1940sq)] || Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)] III-3-3
tweeling kweeling: ki-jouling (Heers), kjoŭling? (Heers), kjuoliŋ (Heers), tweeling: twieling (Heers) tweeling [ZND 08 (1925)], [ZND 11 (1925)], [ZND B1 (1940sq)] III-2-2
twijg roede: rui̯ (Heers) Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
ui, ajuin djaan: djōən (Heers), džōͅə.n (Heers) ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)] || een ajuin [ZND 43 (1943)] I-7
uier uier: ø̄ǝr (Heers), ø̜̄r (Heers) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uil uil: uil (Heers) uil [ZND A2 (1940sq)] III-4-1
uit de as gezeefde kolen spikkolen: spikkolen (Heers) Hoe heet het overblijfsel van verbrande kolen dat nog eens kan branden ? [ZND 42 (1943)] III-2-1