e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P197p plaats=Heers

Overzicht

Gevonden: 2718
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dief schelm: schelm (Heers) dief [ZND 23 (1937)] III-3-1
diep diep: dii̯p (Heers) In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.] I-1
diepzinnig speculateur: hij is een spekulateur (Heers) Hij is diepzinnig. [ZND 33 (1940)] III-1-4
dier, beest beest: hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011  bes (Heers), bés (Heers), ook in ZND 23, 009  bes (Heers) beest [ZND 01 (1922)] || dier [ZND 01 (1922)] III-4-2
dij bats: bats (Heers), bil: billə (Heers) dijen (deel v.h. been boven de knie) [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heet het been boven de knie ? [ZND 23 (1937)] III-1-1
dijk dijk: dèik (Heers), dēk (Heers), dęi̯k (Heers), kanten van een beek  deek (Heers) dijk [ZND 33 (1940)] || Opgehoopte aarde. [N 27, 24; L 33, 34] I-8, III-3-1
dikke, warme mantel dikke caban (fr.): kapmantel  ennen dikke capon (Heers), ennen dikken capon (Heers), dikke paletot (fr.): nen dikke palto (Heers), ’n dikke palto (Heers, ... ), ’nen dikke palto (Heers), dikke pardessus (fr.): voor een man  enne dikken pardessu (Heers), ennen dikke pardessu (Heers) een dikke mantel [ZND 31 (1939)] III-1-3
dirigent dirigent: [Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]  dirigent (Heers) de leider van een orkest of koor [dirigent, muziekmeester] [N 112 (2006)] III-3-2
dirigent van het zangkoor dirigent (<du.): dirigent (Heers) De dirigent, de leider van het zangkoor. [N 96B (1989)] III-3-3
dissel dijsemboom: dēsǝmbǫu̯m (Heers), korte disselboom: kotǝ desǝlbǫu̯m (Heers) Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut √©√©n van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.] I-13