24504 |
els |
els:
ils (P197p Heers),
iǝls (P197p Heers)
|
Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.]
II-10
|
19686 |
emmer |
ijzeren tob:
esərə toͅp (P197p Heers),
tob:
toͅp (P197p Heers, ...
P197p Heers)
|
emmer [ZND 08 (1925)], [ZND 24 (1937)] || ijzeren emmer [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
23263 |
engel |
engel:
engel (P197p Heers),
ənən engəl twie engələn (P197p Heers),
ɛnən ɛŋəl twi ɛŋələ (P197p Heers)
|
Een engel [ingel, èngel]. [N 96D (1989)] || Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)]
III-3-3
|
23713 |
engel des heren |
angelus:
anjelus (P197p Heers)
|
Het "Engel des Heren"of "Angelus", het gebed bij het Angelus-luiden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23898 |
engelbewaarder |
engelbewaarder:
engelbewaarder (P197p Heers)
|
Een beschermengel, bewaarengel, engelbewaarder, schutsengel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24062 |
engelenmis |
engelenmis:
englemeijs (P197p Heers)
|
Een Engelenmis, een lijkdienst voor een kind dat jonger is dan zeven jaar en de eerste H. Communie nog niet heeft gedaan. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24313 |
engerling, larve van de meikever |
made:
maowə (P197p Heers),
spekmade:
spɛkmöə (P197p Heers)
|
engerling, meikeverlarve [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
17775 |
enkel |
enkel:
eiŋkəl (P197p Heers)
|
mijn enkel (van de voet) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-1
|
33605 |
enten |
afgreffelen:
afxrɛfələ (P197p Heers),
greffelen:
grɛfələ (P197p Heers)
|
[RND 08] [ZND 34 (1940)]
I-7
|
28827 |
entre-deux |
entre-deux:
antrǝdø (P197p Heers),
entre-deux (P197p Heers),
tussenwerk:
tøsǝwɛrǝk (P197p Heers)
|
Kanten tussenzetsel in een gordijn, een schort, een kleed enz. [N 62, 81b; N 62, 81a; L 35, 5]
II-7
|