18398 |
voile, falie |
sluier:
sløər (P197p Heers)
|
sluier [ZND A2 (1940sq)]
III-1-3
|
21268 |
volk (mensen) |
volk:
folək (P197p Heers)
|
volk [RND]
III-3-1
|
21533 |
volk (natie) |
volk:
volək (P197p Heers)
|
een volk [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
23692 |
volle aflaat |
volle aflaat:
vollen oafloeat (P197p Heers)
|
Een volle aflaat. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
bei̯ǝr (P197p Heers),
ber (P197p Heers),
bēǝr (P197p Heers),
bęi̯ǝr (P197p Heers)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
20174 |
voogd |
momber:
moemer (P197p Heers)
|
voogd (over minderjarige kinderen) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18963 |
voor de gek houden |
foppen:
fuppə (P197p Heers)
|
iemand foppen [ZND B1 (1940sq)]
III-1-4
|
23724 |
voorbidden |
voorbeden:
veurbieje (P197p Heers)
|
Voorbidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23905 |
voorgeborchte |
voorgeborchte:
veurgebörchte (P197p Heers)
|
Het voorgeborchte van de hel [vörgebörchte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
29951 |
voorhamer |
voorhamel:
vø̜rhǭmǝl (P197p Heers)
|
Zware, ijzeren hamer met lange steel die met beide handen vastgehouden wordt. De pen van deze hamer staat meestal dwars ten opzichte van de steel. Zie ook afb. 35 en 36. Volgens het Tungelroys woordenboek (pag. 245) en het Tongers woordenboek (pag. 661) werd de voorhamer gebruikt bij het grove en zware werk. [N 33, 69; N 64, 40h; N 66, 26; L B2, 233; monogr.]
II-11
|