21310 |
dief |
schelm:
schelm (P197p Heers)
|
dief [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
32690 |
diep |
diep:
dii̯p (P197p Heers)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
19087 |
diepzinnig |
speculateur:
hij is een spekulateur (P197p Heers)
|
Hij is diepzinnig. [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|
24300 |
dier, beest |
beest:
hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011
bes (P197p Heers),
bés (P197p Heers),
ook in ZND 23, 009
bes (P197p Heers)
|
beest [ZND 01 (1922)] || dier [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
17676 |
dij |
bats:
bats (P197p Heers),
bil:
billə (P197p Heers)
|
dijen (deel v.h. been boven de knie) [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heet het been boven de knie ? [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|
21155 |
dijk |
dijk:
dèik (P197p Heers),
dēk (P197p Heers),
dęi̯k (P197p Heers),
kanten van een beek
deek (P197p Heers)
|
dijk [ZND 33 (1940)] || Opgehoopte aarde. [N 27, 24; L 33, 34]
I-8, III-3-1
|
18266 |
dikke, warme mantel |
dikke caban (fr.):
kapmantel
ennen dikke capon (P197p Heers),
ennen dikken capon (P197p Heers),
dikke paletot (fr.):
nen dikke palto (P197p Heers),
’n dikke palto (P197p Heers, ...
P197p Heers),
’nen dikke palto (P197p Heers),
dikke pardessus (fr.):
voor een man
enne dikken pardessu (P197p Heers),
ennen dikke pardessu (P197p Heers)
|
een dikke mantel [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|
22665 |
dirigent |
dirigent:
[Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]
dirigent (P197p Heers)
|
de leider van een orkest of koor [dirigent, muziekmeester] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
23565 |
dirigent van het zangkoor |
dirigent (<du.):
dirigent (P197p Heers)
|
De dirigent, de leider van het zangkoor. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
31706 |
dissel |
dijsemboom:
dēsǝmbǫu̯m (P197p Heers),
korte disselboom:
kotǝ desǝlbǫu̯m (P197p Heers)
|
Een (korte of lange) boom of balk die aan het voorste asblok van de driewielige kar, de boomwagen of de wagen bevestigd is. De bespanning van de paarden wordt aan deze balk bevestigd. Naargelang de lengte onderscheidt men de korte of kromme dissel (meestal te vinden bij de driewielige kar en de boomwagen), waaraan ten hoogste twee paarden ingespannen konden worden en de lange dissel (meestal te vinden bij de wagen), waaraan twee of meer paarden ingespannen konden worden. De woordtypen die via een attribuut één van deze twee disseltypen aanduiden zijn samengebracht op het einde van het lemma. [N 17, 44a + 50b; N G, 70i-j; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b; A 27, 19 + 21 + 22a; Lu 5, 19 + 21 + 22a; Wi 15; R 3, 93; L 33, 32; monogr.]
I-13
|