33755 |
fokmerrie |
kweekmerre:
kwikmęrǝ (P197p Heers),
veulensmerre:
vø̄.lǝsmęrǝ (P197p Heers)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
kweekzoog:
kwiksou̯.x (P197p Heers)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
21556 |
fortuin maken |
fortuin maken:
Diejə mok nog fərtuun (P197p Heers),
Hiejə mok nog fərtuun (P197p Heers),
iə git fərtyn mòəkə (P197p Heers),
iə zal fərtyn mòəkə (P197p Heers)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
33528 |
framboos |
framboos:
framboͅus (P197p Heers)
|
framboos [ZND 34 (1940)]
I-7
|
24084 |
franciscaan |
monnebroeder:
monnebruur (P197p Heers)
|
Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18784 |
franje |
fronjel:
frōanjels (P197p Heers)
|
bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
21555 |
frankrijk |
frankrijk:
Viejə zen in Vrânkrək gəwes (P197p Heers),
viə həbə en vrankrɛk gəzotə (P197p Heers)
|
Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
33529 |
fruit, ooft |
fruit:
freut (P197p Heers)
|
[ZND 05 (1924)]
I-7
|
19094 |
futloze jongen |
lomperik:
da nə lòmpərik (P197p Heers)
|
Dat is een lummel (futloze kerel). [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
17807 |
gaan |
gaan:
guoən (P197p Heers)
|
gaan [ZND A2 (1940sq)]
III-1-2
|