17722 |
afloeren, bespieden |
afloeren:
oafloere (P197p Heers),
oefloeren (P197p Heers)
|
iets bespieden [ZND 32 (1939)]
III-1-1
|
23734 |
afraffelen |
afranselen:
e gebed afranselen (P197p Heers)
|
(te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34245 |
afromen |
doordraaien:
dǫu̯rdrē̜ǝ (P197p Heers),
ontzanen:
ontsou̯nǝ (P197p Heers)
|
De room van de melk scheppen. Men kon de room van de melk scheiden door met een houten latje de room tegen te houden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden roomschotel wegvloeide. Een andere methode was de melk overgieten of aflaten in een andere kruik of emmer, terwijl men de aan de oppervlakte gevormde room tegenhield door blazen. Een modernere manier van scheiden van room en melk gebeurde met de melkmachine of centrifuge. [A 23, 3; Lu 1, 3; JG 1a, 1b, 1d; Vld.; monogr.]
I-11
|
33031 |
aftrekken, uitwinnen |
uitdraaien:
ǭǝ.drɛi̯ǝ (P197p Heers)
|
Na het inkappen rolt de maaier met de mathaak de halmen samen en haalt ze naar zich toe. Het is de "tweede fase" van de zichtbehandeling. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en bij het lemma ''afleggen'' (4.4.3) bij het maaien met de zeis. [N 15, 16g; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 23, 16.2; L 48, 34.2; Lu 2, 34.2; monogr.; add. uit N 15, 16i]
I-4
|
34002 |
aftuigen |
onthamen:
o.nthǭmǝ (P197p Heers)
|
Het paard van het trektuig ontdoen door de verschillende delen van het paardetuig los te gespen en af te nemen. [JG 1b; N 8, 97b]
I-10
|
24848 |
afvallen van bladeren |
vallen:
valle (P197p Heers),
vallen (P197p Heers)
|
afvallen v. bladeren [ZND 32 (1939)]
III-4-3
|
19529 |
afwasteil, afwasbak |
afwasbak:
ōͅfwas˂bak (P197p Heers)
|
bak waarin men afwast [N 20 (zj)]
III-2-1
|
23648 |
agnus dei |
agnus:
anjus (P197p Heers)
|
Het (vaste) misgezang dat na het Onze Vader wordt gezongen, het Agnus Dei. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33645 |
akker |
akker:
akǝr (P197p Heers),
labeur:
labø̄ǝr (P197p Heers),
stuk:
støk (P197p Heers)
|
Met het begrip ɛakkerɛ wordt in dit lemma bedoeld een bepaald begrensd stuk akkerland of bouwland. Veel respondenten uit Belgisch Limburg beschouwen perceel als een notariswoord. De woordtypen tarweland, haverland, bietenland, korenveld en koren duiden op een stuk land waarop een bepaald gewas wordt verbouwd.' [N 27, 2a; N 11, 1b; A 11, 4; A 3, 40; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 11b; L 19b, 1a; Vld.; monogr.]
I-8
|
24866 |
akkerdistel, distel |
dissel:
diessel (P197p Heers)
|
distel [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|