e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heers

Overzicht

Gevonden: 2718
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hel hel: de hèl (Heers) De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)] III-3-3
helemaal, geheel en al aallijk: oͅələk (Heers) geheel (aallijk) [ZND B2 (1940sq)] III-4-4
helpen helpen: helləpə (Heers) helpen [ZND A1 (1940sq)] III-1-4
hemel hemel: hi.məl (Heers), hiemel (Heers), hiəməl (Heers) De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND] || Hemel. [ZND A1 (1940sq)] III-3-3
hemelvaartsdag onze-heer-hemelvaart: os hejer hiemelvoart (Heers) Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)] III-3-3
hen met kuikens kloekhen: klukhen (Heers) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
hen zonder staart bolhen: bou̯lhin (Heers) [N 19, 62b; monogr.] I-12
hengsel hengel: hengel (Heers), he͂ŋəl (Heers), heͅŋəl (Heers), bij een emmer  hengel (Heers) hengsel [ZND 43 (1943)] || hengsel van een emmer [ZND B1 (1940sq)] || hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)] III-2-1
hengst hengst: hęŋs (Heers) Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.] I-9
hengstveulen hengsteveulen: hęŋsǝvø̄.lǝ (Heers) Het mannelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3a] I-9