e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heers

Overzicht

Gevonden: 2718
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hiel vers: vaəs (Heers) een hiel (van de voet) [ZND B1 (1940sq)] III-1-1
hiernamaals in de hemel: in den hiemel zen (Heers) Het hiernamaals, het namaals, het leven na dit leven. [N 96D (1989)] III-3-3
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn pa: hie-je o-et no z’ne pa (Heers) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
hijgen kreunen: krøu̯nǝ (Heers), kuimen: kø̜u̯mǝ (Heers), pakken: noͅ zenən oͅsəm pakkə (Heers), snakken: noͅ zenən oͅsəm snakkə (Heers) [JG 1a, 1b](naar adem) hijgen [ZND B1 (1940sq)] I-11, III-1-2
hinkelblokje tjonkje: tsjeunkske (Heers) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelen tjonken: tsjeunke (Heers) Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinken fluiten van de pijn: fleutte van de pein (Heers) Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] III-1-2
hinniken briezen, briesen: brīzǝ (Heers), hinniken: henǝkǝ (Heers) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hoed (alg.) hoed: hoet (Heers), huət (Heers), hôêd (Heers), hû:t (Heers), ood (Heers) hoed [RND], [ZND A2 (1940sq)] || Hoed. Is die hoed voor u, Jef? [ZND 09 (1925)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hȳǝ (Heers), højǝ (Heers) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11