21540 |
tien centiem |
vijf cent:
vief ceͅnt (Q094p Hees)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 10 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
22230 |
tijdverdrijf |
tijdverdrijf:
tietverdrief (Q094p Hees)
|
Duivenhouden is een ... (iets dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)]
III-3-2
|
24254 |
tjiftjaf |
haagmus:
als 69
haogmis (Q094p Hees)
|
tjiftjaf (11 overal waar een gesloten bladerdak is; zang herhaald [tjip-tjep] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24255 |
tochtig |
ritsetig:
retsǝtex (Q094p Hees),
willig:
węlǝx (Q094p Hees)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11, I-12
|
33594 |
tomaat |
tomaat:
toͅmatə (Q094p Hees)
|
tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17620 |
tong |
tong:
tong (Q094p Hees)
|
tong [N 10b (1961)]
III-1-1
|
24256 |
torenvalk |
valk:
valk (Q094p Hees)
|
valk: torenvalk (34 bekende vogel met spitse vleugels; vliegt vrij langzaam; hangt vaak stil in de lucht en laat zich dan vallen om een muis o.i.d. te vangen; broedt in boomnest of in torens [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22025 |
tortelduif |
tortelduif:
tortelduif (Q094p Hees)
|
tortel (28 bekende zomervogel; slank en lichtbruin; nestje meestal in hoge struiken; roep [toerrrrr, toerrrrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
23159 |
touwtjespringen |
koorddansen:
(Hees)
kwoèt daase (Q094p Hees),
koordjedansen:
(Hees)
kèitsje daase (Q094p Hees)
|
koord dansen [SND (2006)]
III-3-2
|
17731 |
tranende ogen |
leepogen:
lēͅpoge (Q094p Hees)
|
oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)]
III-1-1
|