33182 |
inleggen (in een voor) |
inleggen:
enlęgǝ (Q094p Hees)
|
Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
34001 |
inspannen |
inspannen:
e.nspanǝ (Q094p Hees)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
18259 |
jak |
basquine (fr.):
baskin (Q094p Hees),
beskin (Q094p Hees),
schortel:
sjattel (Q094p Hees)
|
jak (kort vrouwenkledingstuk) [ZND 27 (1938)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
ook materiaal znd 27, 44
zjaluus (Q094p Hees),
zjerloos (Q094p Hees),
zjerluus (Q094p Hees)
|
jaloers [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18050 |
jeuken |
jeuken:
t begint te jikke (Q094p Hees)
|
jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18086 |
jicht |
jicht:
jēͅjx (Q094p Hees)
|
jicht [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
20196 |
jong (bijv.nw.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jonk (Q094p Hees)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)]
III-2-2
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jonk (Q094p Hees)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
vlug:
vleͅch (Q094p Hees)
|
Vlugjong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
duivelshaar:
dī.vəlshōər (Q094p Hees)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|