e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hegelsom

Overzicht

Gevonden: 225
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schutter schutter: schötər (Hegelsom) schutter [RND] III-3-2
slaan houwen: blond ɛm blòu gəhout (Hegelsom), slaan: blond ɛm blou geslāgə (Hegelsom) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
sneeuwx sneeuw: snîê (Hegelsom) sneeuw [RND] III-4-4
soldaat soldaat: səldo.ət (Hegelsom) soldaat [RND] III-3-1
soldaten soldaten: suldo:tə (Hegelsom) soldaten [RND] III-3-1
spaak speek: spęi̯k (Hegelsom) Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.] I-13
speeksel uitspuwen spijen: spiijə (Hegelsom) (speeksel uit)spuwen [RND] III-1-1
speen van de koe deem: dēm (Hegelsom) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spin spin: spen (Hegelsom) spin [RND] III-4-2
spinnen spinnen: spenǝ (Hegelsom) De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.] II-7