21218 |
losse plankbrug |
vonder:
vōnder (L165p Heijen)
|
vlonder (vonder) [SGV (1914)]
III-3-1
|
33365 |
losse voerbak voor runderen |
voerbak:
vūrbak (L165p Heijen)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|
25217 |
luchtx |
lucht:
Algemene opmerking: lijst niet omgespeld! ps. boven de ø met een punt eronder! staat nog een ´; deze combinatieletters zijn niet te maken.
lŏcht (L165p Heijen),
o dof
locht (L165p Heijen)
|
lucht [DC 03 (1934)], [SGV (1914)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
strijker:
strikər (L165p Heijen),
strijkerd:
strikərt (L165p Heijen),
strijkhoutje:
striekhöltje (L165p Heijen, ...
L165p Heijen),
strikhø͂ͅltjə (L165p Heijen),
zwegel:
zwēͅgəl (L165p Heijen)
|
Hoe noemt men het houtje, waarmee men vuur kan maken en dat in het Nederl. lucifer wordt genoemd? [DC 30 (1958)] || lucifer [SGV (1914)]
III-2-1
|
18918 |
lui |
lui:
lui (L165p Heijen),
Hïj is te löj um uut de ooge te kie.ke
löj (L165p Heijen)
|
lui || lui (traag) [SGV (1914)]
III-1-4
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
luj (L165p Heijen),
mensen:
méénsə (L165p Heijen)
|
lui (lieden) [SGV (1914)] || lui/lieden; de - zijn vandaag allemaal buiten op het land aan het maaien [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
26319 |
luias |
luias:
lø̜jas (L165p Heijen)
|
De as waarop de luireep of luiketting gewonden wordt. Zie ook afb. 65. De as is in functie vergelijkbaar met de rol van het luiwerk in watermolens. Zie ook het lemma ɛrolɛ.' [N O, 25g; A 42A, 45]
II-3
|
18878 |
luid schreien |
krijten:
krĭĕt (L165p Heijen, ...
L165p Heijen)
|
krijten [SGV (1914)]
III-1-4
|
23217 |
luiden |
luiden:
lüjen (L165p Heijen)
|
luiden [SGV (1914)]
III-3-3
|
20478 |
luier |
luier:
lujjer (L165p Heijen)
|
luier [SGV (1914)]
III-2-2
|