e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heijen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roep- en lokwoord voor de eend wiele, wiele, wiele: wilǝ, wilǝ, wilǝ (Heijen) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de kip tuut, tuut, tuut: tyt, tyt, tyt (Heijen) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus, kuus, kuus: kus, kus, kus (Heijen) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roepen roepen: rōēpe (Heijen), rōēpen (Heijen) roepen [SGV (1914)] || roepen (geen context) [DC 38 (1964)] III-3-1
roerdomp domper: dómper (Heijen) roerdomp III-4-1
roeren roeren: ry(3)̄rə (Heijen) roeren III-2-3
rogge rog(ge): rǫx (Heijen) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roggebrood brood: brōt (Heijen), pompernikkel: pōmpənekəl (Heijen), roggebrood: roggebrood (Heijen), zwartbrood: mv. zwart?br”?  zwart˂brōt (Heijen) brood, roggebrood || roggebrood [DC 35 (1963)] || zwart roggebrood III-2-3
roken roken: rōkə (Heijen), smoken: smōkə (Heijen) roken III-2-3
rol gevouwen hooi op de kar welm: węlm (Heijen) De goed neergelegde hoeveelheid hooi op de kar. [A 34, 5b; add. uit N 14, 120] I-3