25113 |
bliksemen |
weerlichten:
⁄t wĕrlicht (L165p Heijen)
|
het bliksemt [SGV (1914)]
III-4-4
|
17683 |
bloed |
bloed:
blōēd (L165p Heijen)
|
bloed [SGV (1914)]
III-1-1
|
18057 |
bloeden |
bloeden:
blēūj (L165p Heijen)
|
bloeden [SGV (1914)]
III-1-2
|
34150 |
bloedgang |
bloedgang:
blui̯tgāŋk (L165p Heijen)
|
Uitscheiding van een niet bevruchte koe. [N 3A, 31]
I-11
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiger:
bloedzüüger (L165p Heijen),
blōēdzuger (L165p Heijen),
teek:
tèèk (L165p Heijen)
|
bloedzuiger [DC 30 (1958)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
24470 |
bloei |
bloei:
blööj (L165p Heijen)
|
bloei
III-4-3
|
24523 |
bloeien |
bloeien:
blø̜̄i̯ǝ (L165p Heijen)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.]
I-4
|
24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
bloem (L165p Heijen, ...
L165p Heijen),
blum (L165p Heijen),
bloemetje:
bluumke (L165p Heijen),
blymkə (L165p Heijen)
|
bloem [SGV (1914)]
III-4-3
|
31257 |
blok voor aambeeld of klein gereedschap |
klos:
klǫs (L165p Heijen)
|
Het houten blok waarop aambeeld, speerhaken, staken etc. geplaatst worden. Het bestaat doorgaans uit het onderste, dikke gedeelte van de stam van een taaie boomsoort. Zie ook afb. 16. Bij de koperslager uit L 210 vormde het blok de basis voor de ezel, een aambeeldachtig hulpgereedschap dat bestond uit een soort stang waaraan aan één uiteinde een bolle of platte verhoging was aangebracht. In de bovenzijde van het blok waren gaten met verschillende diameters aangebracht die werden gebruikt wanneer in een metalen plaat een bol vlak moest worden geklopt. Vgl. ook de toelichtingen bij de lemmata "ezel" en "matrijs, holblok". Zie voor het woordtype knoer ook RhWb (IV) kol. 1069, s.v. ɛKnurzɛ: "knorriges Stück Holz, Baum-, Aststumpf, Wurzel, schwer spaltbar". De tussen haakjes geplaatste vormen zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma "aambeeld".' [N 33, 41; N 64, 32g; N 66, 13g; N 64, 32d; N 66, 13d; N 66, 5b; monogr.]
II-11
|
17882 |
blutsen |
butsen:
butsen (L165p Heijen)
|
blutsen [SGV (1914)]
III-1-2
|