34061 |
vaars |
dragende maal:
drāgǝndǝ mǭl (L165p Heijen),
maal:
mǭl (L165p Heijen),
vaars:
vē̜rs (L165p Heijen),
vɛrs (L165p Heijen)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
19492 |
vaatdoek |
schotelslet:
sxotəlslɛt (L165p Heijen),
veegdoek:
vēͅx˂duk (L165p Heijen),
vēͅx˂dūk (L165p Heijen, ...
L165p Heijen)
|
vaatdoek [SGV (1914)]
III-2-1
|
20330 |
vader |
vad:
fât (L165p Heijen),
vât (L165p Heijen),
palatale a
fad (L165p Heijen),
vader:
vaoder (L165p Heijen),
voader (L165p Heijen)
|
vader [SGV (1914)] || vader, pa || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
23330 |
vagevuur |
vagevuur:
vagevuur (L165p Heijen)
|
vagevuur [SGV (1914)]
III-3-3
|
19489 |
valgordijn, rolgordijn |
rolgordijn:
rolgordien (L165p Heijen),
valgordijn:
valgordien (L165p Heijen)
|
valgordijn [SGV (1914)]
III-2-1
|
17822 |
vallen |
vallen:
vallen (L165p Heijen)
|
vallen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19051 |
vals |
vals:
valsch (L165p Heijen),
Mi.nsekiender, wa keek dèn kèl va.ls
va.ls (L165p Heijen)
|
vals, gemeen || valsch [SGV (1914)]
III-1-4
|
33221 |
van uitlopers ontdoen |
pemen er afhalen:
pēmǝ dǝr afhǭlǝ (L165p Heijen)
|
Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.]
I-5
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rȳzǝlǝn (L165p Heijen)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
26257 |
vangbalk |
vangbalk:
vaŋbalǝk (L165p Heijen)
|
De zware balk die de vang aantrekt. De vangbalk is met één uiteinde aan de vangezel bevestigd, terwijl het andere einde los hangt en op en neer kan bewegen. In de buurt van het vaste einde is de balk door middel van het lange sabelijzer met het sabelstuk van de vang verbonden. Zie ook afb. 51.4 en 53. [N O, 12l; A 42A, 80; monogr.]
II-3
|