20646 |
varkensvet |
ongel:
oŋəl (L165p Heijen),
smout:
smalt (L165p Heijen),
smālt (L165p Heijen)
|
reuzel || reuzel, smout || smout [SGV (1914)]
III-2-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
krenten:
krēntǝ (L165p Heijen)
|
In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c]
I-12
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krep (L165p Heijen)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
Vasteloavend (L165p Heijen)
|
Vastenavond [SGV (1914)]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vasteldag:
vesseldag (L165p Heijen),
vastendag:
vāstendag (L165p Heijen)
|
vastendag [SGV (1914)]
III-3-3
|
23331 |
vastentijd |
vasten:
vasten (L165p Heijen)
|
vasten [SGV (1914)]
III-3-3
|
32342 |
vat, ton |
ton:
ton (L165p Heijen),
vat:
vat (L165p Heijen)
|
Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.]
II-12
|
20503 |
veel drinken |
zuipen:
zuupe (L165p Heijen),
zypə (L165p Heijen, ...
L165p Heijen),
zutsen:
zøͅtsə (L165p Heijen)
|
slempen, brassen, gulzig drinken || zuipen [DC 35 (1963)] || zuipen, onmatig drinken [DC 38 (1964)] || zuipen, slempen
III-2-3
|
21423 |
veel geld waard |
veel geld waard:
veul geld wèrt (L165p Heijen)
|
veel geld waard: Die oude eikehouten kast is - - - [DC 39 (1965)]
III-3-1
|
26703 |
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond |
stuk wilde grond:
støk wēldǝ grōnt (L165p Heijen),
ven:
ven (L165p Heijen)
|
Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39]
II-4
|