e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heijen

Overzicht

Gevonden: 2777
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heuvel, kleine hoogte hoogte: högte (Heijen) hoogte [SGV (1914)] III-4-4
hiel hak: hak (Heijen, ... ) hak (hiel) [DC 01 (1931)] || hak (van de voet) [SGV (1914)] || hiel, hak [SGV (1914)] III-1-1
hijgen hijgen: hiegen (Heijen) hijgen (naar adem) [SGV (1914)] III-1-2
hinderen hinderen: hinderen (Heijen) hinderen [SGV (1914)] III-3-1
hinken hinken: hinken (Heijen) hinken, op een been springen [SGV (1914)] III-1-2
hoed (alg.) hoed: hōēd (Heijen) hoed [SGV (1914)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: højǝ (Heijen), hø̄jǝ (Heijen) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoef hoef: hūf (Heijen, ... ) [S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-11, I-9
hoef van de koe schoen: sxūǝn (Heijen) De hoef van de koe, in zijn geheel. [N 3A, 119a; JG 1a, 1b] I-11
hoefbeslag hoefbeslag: huf˱bǝslax (Heijen) De vier hoefijzers met de hoefnagels samen. Het hoefbeslag heeft tot doel afslijting van de hoef te voorkomen, een goede gang van het paard te bevorderen en, in de winter, het uitglijden tegen te gaan. [N 33, 359; monogr.] II-11