e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L413p plaats=Helchteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mondstuk mondstuk: mondstuk (Helchteren) Hoe heet het mondstuk van een muziekinstrument; zet het bepalend lidwoord er voor, zodat het geslacht duidelijk wordt. [ZND 39 (1942)] III-3-2
mondvol hap: ein hap aafbĕten (Helchteren) hap (mondvol) (afbijten) [ZND 32 (1939)] III-4-4
monnik pater (lat.): ’n pater (Helchteren) Een monnik. [ZND 31 (1939)] III-3-3
mossel mossel: mossel (Helchteren) mossel [Willems (1885)] III-2-3
mosterd mosterd: mosterd (Helchteren) mosterd [ZND 31 (1939)] III-2-3
mot mot: ook in ZND 31, 038  mot (Helchteren) mot [ZND 01 (1922)] III-4-2
motor motoor: moto:r (Helchteren) motor [RND] III-3-1
motregen, fijne regen motregen: motreigen (Helchteren) stofregen [ZND 38 (1942)] III-4-4
motregenen, licht regenen motregenen: `t motregent (Helchteren), hət motreiYənt (Helchteren), zeveren: hət zi:vərt (Helchteren) Motregenen. Vertaal in uw dialect: motregenen, het motregent (regenen met heel fijne druppels). [ZND 49 (1958)] || stofregenen [ZND 38 (1942)] III-4-4
mouw mouw: mauw, mouke (Helchteren), twie mouwe (Helchteren) een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)] III-1-3