19408 |
steelvormig handvat |
steel:
stēəl (L413p Helchteren)
|
steel [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|
19637 |
steenkool |
kolen:
kolen (L413p Helchteren, ...
L413p Helchteren)
|
steenkool [ZND 04 (1924)], [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
17820 |
steken |
steken:
steəkn (L413p Helchteren)
|
steken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
21421 |
stelen |
stelen:
stāēlen (L413p Helchteren),
steələ (L413p Helchteren),
stiëlen (L413p Helchteren)
|
stelen [ZND 25 (1937)], [ZND A1 (1940sq)], [ZND m]
III-3-1
|
22367 |
stelt |
stelt:
ne stelt (L413p Helchteren)
|
Stelt. [Willems (1885)]
III-3-2
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
roompot:
reumpot (L413p Helchteren)
|
een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
32971 |
stengel, steel |
stam:
stam (L413p Helchteren),
steel:
stē.l (L413p Helchteren)
|
Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
20323 |
sterven |
doodgaan:
dood gaan.
dut xən (L413p Helchteren),
kapotgaan:
kapǫtxøn (L413p Helchteren)
|
Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || sterven van een mens [N 38 (1971)]
I-11, III-2-2
|
24822 |
sterven van een plant |
kapot gaan:
kapot gaan.
kapoͅt xən (L413p Helchteren)
|
sterven van een plant [N 38 (1971)]
III-4-3
|
25195 |
sterx |
ster:
stɛ̄r (L413p Helchteren)
|
ster [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|