33796 |
poot |
poot:
put (L413p Helchteren
[(mv pyt)]
)
|
Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b]
I-9
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
plantpatatten:
plãnt[patatten] (L413p Helchteren)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
22806 |
pop |
pop:
en poop (L413p Helchteren),
pop (L413p Helchteren)
|
pop [GTRP (1980-1995)] || Pop. [Willems (1885)]
III-3-2
|
19849 |
porselein |
porselein:
pǫrsǝlējn (L413p Helchteren)
|
Verzamelnaam voor ceramische produkten die gebakken zijn uit porseleinaarde waar zekere bijvoegsels door zijn gemengd. Porselein kenmerkt zich door het feit dat het in tegenstelling tot bijvoorbeeld gleiswerk, fijn, wit en halfdoorschijnend is en een ongekleurd, sterk glimmend glazuur vertoont. [Wi 53; L 35, 78; N 20, 5; monogr.]
II-8
|
21481 |
portemonnee, beurs |
beurs:
bo͂ͅrə (L413p Helchteren),
portemonnee (<fr.):
ne lêre portemenee (L413p Helchteren)
|
een beurs [ZND A1 (1940sq)] || Een lederen portemonnaie. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
21203 |
postbode |
facteur (fr.):
faktø:r (L413p Helchteren)
|
postbode [RND]
III-3-1
|
33573 |
postelein |
porselein:
perslein (L413p Helchteren, ...
L413p Helchteren),
poͅrsəlēͅ.n (L413p Helchteren)
|
[Goossens 1b (1960)]postelein [ZND 05 (1924)], [ZND 15 (1930)]
I-7
|
33171 |
poten |
planten:
pla.ntǝ (L413p Helchteren),
poten:
put (L413p Helchteren),
pyt (L413p Helchteren)
|
De kleine steuntjes die zich aan de onderkant van de berries bevinden en waarop het draagvlak van de kruiwagen kan rusten. [N 18, 99, add; JG 1a; JG 1b] || In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-13, I-5
|
25413 |
poten verwijderen |
afsnijden:
āfšnęjǝ (L413p Helchteren),
schakelen:
sxākǝlǝ (L413p Helchteren)
|
Als de poten zijn afgehuid, verwijdert men ze in het eerste gewricht (gerekend vanaf de hoef). De poten worden van het lijf gesneden, gekapt of gezaagd. [N 28, 48; monogr.]
II-1
|
33350 |
potstal |
potstal:
pǫt[stal] (L413p Helchteren)
|
Een potstal is een ouderwetse stal, met als voornaamste functie het winnen van mest. De bodem is niet geplaveid; de koeien staan direct op de grond en de mest. Omwille van de mest stonden de koeien vroeger het hele jaar op stal, later alleen in de winter. Het vee stond in twee rijen, vastgebonden aan de stalpalen. Over de mest heen werd strooisel gespreid en zo kwamen de koeien steeds hoger te staan, tot de potstal "vol" was. De mest in de potstal werd regelmatig verplaatst, maar de potstal werd slechts één of twee keer per jaar uitgemest. De potstal verdween om hygiënische redenen. In armoedige streken, zoals in de Kempen, waar men grote behoefte aan mest had, is de potstal het langst blijven bestaan, totdat de kunstmest opkwam. Waar de potstal niet bekend is geweest, heeft men er vaak wel een woord voor, dat men van elders kent. Waar de potstal vroeger de gewone stal was, werd hij gewoon "stal" of "koestal" genoemd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). Zie afbeelding 7. [N 5A, 49a; N 4, 65; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|