32871 |
steel van de zeis |
([zeis])snaad:
snōi̯t (L413p Helchteren)
|
De benamingen voor de steel van de zeis. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 4. In de Nijmeegse vragenlijst 18 is gevraagd naar het voorkomen van de zeis met een steel als van model B. Van de 133 invullers kenden er 110 het model niet. Op een enkele uitzondering na (die wijst op het te maaien object: taludzeis, serdelzeissem) heeft het model geen aparte naam; soms wordt uitdrukkelijk opgegeven dat het bovenste handvat ontbreekt of vroeger ontbrak (in P 197, Q 94, 99, 171, 172, 174, 175, 178, 179, 179a en 188). Het voorkomen van model B is ook nog af te leiden uit de opgaven over de benamingen van de handvatten, nl. daar waar het bovenste handvat "kort" of het onderste "lang" wordt genoemd (in L 324 en 382). De twee invullers van L 318b beschreven kennelijk zowel model A als model B: de één noemde het bovenste handvat het lange en het onderste het korte; de ander deed dit precies omgekeerd. Tenslotte is het voorkomen van model B af te leiden uit de antwoorden op de Nijmeegse vragenlijst C, waar is gevraagd naar het handvat van de zeis, "indien er maar één is" (zie het lemma ''enkelvoudig handvat''); op deze vraag is bevestigend geantwoord in 16 plaatsen. Op grond van al deze gegevens is in kaart 11 aangegeven waar model B voorkomt. Zie verder onder de lemma''s over de handvatten van de steel van de zeis en afbeelding 4. Met ''werf'' en ''gewerf'', die in dit lemma voorkomen, wordt doorgaans de steel van de zicht aangeduid. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel ''zeis'' zie het lemma ''zeis''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 18, 67a; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 6; L 45, 6; add. uit N 14, 131; N 18, 68 en 69; A 4, 28; A 14, 2; A 23, 16; L 20, 28; monogr.]
I-3
|
19408 |
steelvormig handvat |
steel:
stēəl (L413p Helchteren)
|
steel [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|
19637 |
steenkool |
kolen:
kolen (L413p Helchteren, ...
L413p Helchteren)
|
steenkool [ZND 04 (1924)], [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
17820 |
steken |
steken:
steəkn (L413p Helchteren)
|
steken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
21421 |
stelen |
stelen:
stāēlen (L413p Helchteren),
steələ (L413p Helchteren),
stiëlen (L413p Helchteren)
|
stelen [ZND 25 (1937)], [ZND A1 (1940sq)], [ZND m]
III-3-1
|
22367 |
stelt |
stelt:
ne stelt (L413p Helchteren)
|
Stelt. [Willems (1885)]
III-3-2
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
roompot:
reumpot (L413p Helchteren)
|
een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
32971 |
stengel, steel |
stam:
stam (L413p Helchteren),
steel:
stē.l (L413p Helchteren)
|
Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
20323 |
sterven |
doodgaan:
dood gaan.
dut xən (L413p Helchteren),
kapotgaan:
kapǫtxøn (L413p Helchteren)
|
Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || sterven van een mens [N 38 (1971)]
I-11, III-2-2
|
24822 |
sterven van een plant |
kapot gaan:
kapot gaan.
kapoͅt xən (L413p Helchteren)
|
sterven van een plant [N 38 (1971)]
III-4-3
|