24329 |
houtworm |
molm:
molm (L413p Helchteren)
|
houtworm, memel [ZND 38 (1942)]
III-4-2
|
19187 |
hovaardig |
hovaardig:
huveərex (L413p Helchteren)
|
hovaardig [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
17565 |
huid |
vel:
vēͅl (L413p Helchteren)
|
een vel [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
19097 |
huilen (van droefheid) |
beuken:
beukte (L413p Helchteren),
janken:
hij jankde van droefheid (L413p Helchteren)
|
Hij huilde (weende, schreide) van droefheid [ZND 44 (1946)]
III-1-4
|
19693 |
huis, woning |
huis:
hos (L413p Helchteren),
hōͅs (L413p Helchteren)
|
huis [ZND 34 (1940)], [ZND A2 (1940sq)]
III-2-1
|
19673 |
huishouden |
huishouden:
hoͅshāgən (L413p Helchteren)
|
Wat een armzalig huishouden [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
24533 |
huislook |
dakruit:
#NAME?
da:krot (L413p Helchteren)
|
donderblad, huislook [DC 46 (1971)]
III-4-3
|
24172 |
huismus, mus |
mus:
mus (L413p Helchteren)
|
mus [Willems (1885)]
III-4-1
|
24389 |
huisvlieg, vlieg |
vlieg:
vlieg (L413p Helchteren)
|
vlieg [Willems (1885)]
III-4-2
|
21333 |
huurpenning |
werdel:
WNT: werdel - wordel, weerdel, werrel, warrel, weddel -, 1) Spinschijfje, b) Een derg. voorwerp als onderpand of teeken van contract gegeven bij het aangaan van een dienstverplichting (en bij feitelijke indiensttreding omgeruild tegen het drinkgeld, de godspenning vand. ook: drinkgeld, fooi, godspenning.
weurrel (L413p Helchteren)
|
Hoe noemt men de huurpenning (geldstuk door boeren aan dienstpersoneel gegeven bij t huren)? [ZND 16 (1934)]
III-3-1
|