20839 |
mosterd |
mosterd:
mosterd (K316p Heppen)
|
mosterd [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
24355 |
mot |
mot:
mot (K316p Heppen),
ook in ZND 31, 038
mot (K316p Heppen)
|
mot [ZND 01 (1922)] || mot (beschrijving) [Lk 03 (1953)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
moteur:
motøͅr (K316p Heppen)
|
motor [RND]
III-3-1
|
25130 |
motregen, fijne regen |
motregen:
motrēgen (K316p Heppen),
stofregen:
stōfrègen (K316p Heppen),
stòfrègen (K316p Heppen)
|
stofregen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
18264 |
mouw |
mouw:
maaf, mefke (K316p Heppen),
mā , mākĕ (K316p Heppen),
twieë mauwen (K316p Heppen),
twieë māwe (K316p Heppen)
|
een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|
33767 |
muil |
bakkes:
bakǝs (K316p Heppen)
|
Zie afbeelding 2.9. [JG 1a, 1b]
I-9
|
26147 |
muilband |
snuitband:
snǭt˱bánt (K316p Heppen)
|
Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.]
II-11
|
20122 |
muizen |
muizen:
meuze (K316p Heppen),
muizen vangen:
muizen vangen (K316p Heppen)
|
de katten muizen [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|
30091 |
muur |
muur:
mȳr (K316p Heppen)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|
24506 |
muurbloem |
flier:
-
flier (K316p Heppen)
|
muurbloem
III-4-3
|