e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heppen

Overzicht

Gevonden: 1713
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wit halsboordje col (fr.): ne kol (Heppen), wit bandje: e wit bentĕ (Heppen) wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)] III-1-3
wit stervormig vlekje op het voorhoofd ster: stār (Heppen) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit van het ei wit: wet (Heppen) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte kaas, wrongel kaas: Syst. Frings  kēəs (Heppen), kaasjefluit: Syst. Frings Kinderwoord  keͅskəflyt (Heppen) Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
witte klaver, steenklaver steenklaver: stin[klaver] (Heppen), witte klaver: wetǝ [klaver] (Heppen) Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
witte kool witte kool: wetə kjol (Heppen) [Goossens 1b (1960)] I-7
witte kwikstaart akkermannetje: akkermenneke (Heppen), welke vogel wordt ook met "koewachtertje"aangeduid?  akkermenneke (Heppen), kwikstaart: kwikstet (Heppen, ... ) kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] || kwikstaart, witte [G 04 (1974)], [G 04 (1974)] III-4-1
witte waterlelie waterplant: -  wo:tərplant (Heppen) witte waterlelie [DC 49a (1974)] III-4-3
wolfsgebit, gebroken gebit rijtoom: rē̜i̯tuǝm (Heppen), watertoom: wǭtǝrtuǝm (Heppen) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wonde wonde: won (Heppen), wonde (Heppen) een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] III-1-2