e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heppen

Overzicht

Gevonden: 1713
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borg blijven borg blijven: bŭerg blève ver imant (Heppen) Borg blijven voor iemand. [ZND 22 (1936)] III-3-1
borst borst: bőst (Heppen) Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2] I-9
borstkas borst: ich hem ne kā oep de boscht (Heppen) Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-1
borstnet drom: drum (Heppen) Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b] I-10
borstriem borstriem: bǫrstrim (Heppen), %%voor de fonetische documentatie wordt verwezen naar het lemma BORSTRIEM%%  [borstriem] (Heppen) Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52] I-10
bos bos: bǫs (Heppen) Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8
bosbessenvlaai bosberenvlaai: Syst. Frings  boͅs˂bērəvloͅi̯ (Heppen) Vla met vulling van bosbessen (mollebeerevlaoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt flos: fløs (Heppen), pluche (fr.): pløs (Heppen) Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27] I-9
bot bot: boͅt (Heppen) bot (niet scherp) [ZND 32 (1939)] III-2-1
boter boter: bōtǝr (Heppen), botter: botǝr (Heppen) Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I] I-11