33934 |
keelketting, keelriem |
nekriem:
nękrim (K316p Heppen)
|
De ketting of riem die onder de keel of kaken van het paard doorloopt en de twee uiteinden van de kopriem verbindt. [JG 1a; N 13, 26]
I-10
|
18070 |
keelpijn |
keelpijn:
ke.lpɛ.in (K316p Heppen)
|
keelpijn [RND]
III-1-2
|
32739 |
keerstrook, wendakker |
hoofdbed:
høt˱bęt (K316p Heppen)
|
Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.]
I-1
|
19926 |
keffen |
keffen:
keffe (K316p Heppen, ...
K316p Heppen)
|
keffen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
22789 |
kegels (mv.) |
kegels:
mɛtə ke.gəi͂s wir nimi.ə gəspilt (K316p Heppen)
|
met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND]
III-3-2
|
19664 |
kelder |
kelder:
ke̞ͅldər (K316p Heppen)
|
kelder [RND]
III-2-1
|
21283 |
kerel |
kerel:
kɛ.rḷ (K316p Heppen),
vent:
vent (K316p Heppen)
|
Een sterke kerel [ZND 27 (1938)] || kerel [RND]
III-3-1
|
29111 |
keren |
keren:
kiǝrǝn (K316p Heppen)
|
Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW]
II-7
|
23298 |
kerkklok |
klok:
klēəpəl van en klok (K316p Heppen)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
22803 |
kermis |
kermis:
kErremees (K316p Heppen),
kɛrəməs (K316p Heppen)
|
kermis [GTRP (1980-1995)], [RND]
III-3-2
|