e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heppen

Overzicht

Gevonden: 1713
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lui (lieden) lui: rijke lui (Heppen), mensen: mi͂nsən (Heppen), reike menze (Heppen), rɛjkə mənse (Heppen) mensen [RND] || Rijke lieden [ZND 30 (1939)] III-3-1
luid schreien beuken: ook materiaal znd 28, 53  beuke (Heppen), krijten: ook materiaal znd 28, 53  kresse (Heppen) luid schreien, krijten [ZND 01 (1922)] III-1-4
luiden luiden: de klok luije (Heppen) De klok luiden. [ZND 30 (1939)] III-3-3
luiden voor de mis luiden voor de mis: ’t luidt veŭ de mis (Heppen) Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)] III-3-3
luilak luierik: ook materiaal znd 30, 42 (luiaard)  luijerik (Heppen) luilak [ZND 01 (1922)] III-1-4
luisteren luisteren: goed lĕŭsteren (Heppen) goed luisteren [ZND 30 (1939)] III-1-1
luns leun: l ̇ø̄n (Heppen) Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.] II-11
lusten mogen: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  mag (Heppen) lusten (die soep lust ik niet) [ZND 30 (1939)] III-2-3
maaidorser binder: be.nǝr (Heppen), pikdorser: pek˱dø̜sǝr (Heppen) Deze machine dorst niet alleen, maar maait het eerst af, dorst het vervolgens, en bindt het stro ook tot pakken bijeen. [JG 1a, 1b; monogr.] || Machine die zowel maait en bindt alsook dorst. Zie verder paragraaf 6.2 waar de dorsmachines behandeld worden. [add. uit N J, 4a en JG 1b] I-4
maaien maaien: māi̯ǝ(n) (Heppen) Vóór het verschijnen van de maaimachines werd het gras in het algemeen met de zeis gemaaid; de lemma''s van deze paragraaf hebben dan ook alleen op het maaien met de zeis betrekking. Aan het slot van de paragraaf over de zeis komt de grasmaaimachine zelf nog ter sprake. Hieronder zijn opgenomen de algemene benamingen voor het maaien: het afsnijden van het gras, het koren of een ander gewas met de zeis. In dit lemma en in de klankkaart wordt het woord maaien zèlf gedocumenteerd; in het volgende lemma, ''gras (af)maaien'', worden dan de specifieke of afwijkende woorden en woordvormen met betrekking tot het gras opgenomen. Zo zullen in de aflevering over de Akkerbouw de specifieke woorden voor het maaien van het graan en de andere gewassen worden gegeven. In de klankkaart is de klankkleur en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur staan steeds de varianten met j-klank vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 11, add.; N 14, 86 add.; N 18, 67 add.; JG 1a, 1b; A 2, 70; A 3, 38, 40d; A 23, 16; L A2, 325, 483; L 4, 38; L 35, 85; L 39, 41; R 1; RND 122; S 22 add.; Wi 40; Lu 2, 34 II; monogr.] I-3