e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Herkenbosch

Overzicht

Gevonden: 677
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drijven afkloppen: āfklopǝ (Herkenbosch) Het verwijderen van bijen uit de woning door middel van kloppen, borstelen, stoten en afjagen op een korf met nest, met het doel honing te oogsten. [N 63, 98a; monogr.] II-6
drinken bij de zeug zuiken: zūkǝ (Herkenbosch) Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a] I-12
droog blijven t blijft over]: ’t blief dreug (Herkenbosch), ’t blief dröög (Herkenbosch) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] III-4-4
druilerig en koud weer mozelachtig weer: mozelechtig wéér (Herkenbosch) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] III-4-4
druphoning druiphoning: druiphoning (Herkenbosch) Honing die verkregen wordt door de volle raten in een warm vertrek op een zeef te leggen of ze in een fijne neteldoek langs een warme kachel (L 416) te hangen. De honing laat men uitlekken om ze vervolgens op te vangen. De raten moeten daartoe wel eerst ontzegeld zijn. [N 63, 116a; JG 1a; monogr.] II-6
druppel druppel: eine dröppel waater (Herkenbosch) druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] III-4-4
duizelig dol: dan wéérse dolle (Herkenbosch), duizelig: dan weerse dūūzelig (Herkenbosch) dol worden, iemand die lang heeft of is rondgedraaid [N 07 (1961)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] III-1-2
duwer van de aanaardhandploeg achterhandvat: achterhandvat (Herkenbosch), duwhandvat: dȳi̯hantj˲vat (Herkenbosch) Zie de toelichting bij het lemma Aanaardhandploeg. [N 18, 46c] I-5
dwarsbalk van de hooihark rekebalk: rē̜kǝbalǝk (Herkenbosch) De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b] I-3
eekhoorn eekkatsje: eiketske (Herkenbosch) eekhoorn [Roukens 03 (1937)] III-4-2