20556 |
glazig |
glazetig:
glaozətich (Q187a Heugem)
|
glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
29571 |
gleiswerk |
aardewerk:
ērdǝwęrk (Q187a Heugem)
|
Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.]
II-8
|
24316 |
glimworm |
vuurbeestje:
Endepols
vuurbieske (Q187a Heugem),
vuurkever:
Endepols
vuurkever (Q187a Heugem)
|
Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u een soort kever: het mannetje is gevleugeld. Het kan 11-16mm lang worden. Het is bruinachtig van kleur en is in staat een geelgroen licht uit te stralen met behulp van lichtorganen op het achterlijf (glimkever) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
23607 |
gloria |
gloria (lat.):
de gloria (Q187a Heugem)
|
De lofzang "Gloria in excelsis..."[jloria?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18957 |
gluiperd |
stiekeme, een -:
stiekeme (zn.) (Q187a Heugem)
|
gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
18956 |
gluiperig |
achterbaks:
achterbaks (Q187a Heugem),
gluiperig:
gluiperig (Q187a Heugem),
stiekem:
stiekem (Q187a Heugem)
|
gluiperig: hij is - [DC 16 (1948)]
III-1-4
|
23426 |
godslamp |
godslamp:
gaodslamp (Q187a Heugem)
|
De godslamp, de altijd brandende olielamp vóór het tabernakel van het hoofdaltaar of sacramentsaltaar [gods-, gôds-, gaods-, godeslamp]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34172 |
goed liggen |
goed:
gōt (Q187a Heugem)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
17903 |
gooien |
gooien:
goeie (Q187a Heugem),
eigen spellingsysteem
goeje (Q187a Heugem),
kwakken:
eigen spellingsysteem
kwakke (Q187a Heugem),
smijten:
smiete (Q187a Heugem),
eigen spellingsysteem
sjmiete (Q187a Heugem)
|
gooien; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 26 (1964)]
III-1-2
|
20544 |
gort |
meel:
mèjl (Q187a Heugem)
|
gort; Hoe noemt U: Graan dat op de molen verbrijzeld is, grutten (gort, grut, smoel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|