17549 |
grof gebouwde vrouw |
dikke madam:
⁄n dikke medam (Q187a Heugem),
forse madam:
⁄n forse medam (Q187a Heugem),
schepsel:
e schöpsel (Q187a Heugem)
|
fors gebouwde vrouw [megochel, schommel] [N 07 (1961)]
III-1-1
|
19979 |
grommen |
grommen:
Endepols
gromme (Q187a Heugem)
|
Hoe noemt u een dof, laag, grommend geluid voortbrengen, gezegd van honden (grauwelen, gronzen, grommen, grozen, grollen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
33321 |
grond waarop de boerderij staat |
bat:
bat (Q187a Heugem),
goed:
gōt (Q187a Heugem),
mestheem:
mestǝm (Q187a Heugem)
|
Vaak zijn boerderijen op een natuurlijke lichte verhoging in het terrein gebouwd. Naast de meer algemene benamingen van de plek waarop het bedrijf ligt, vinden we dan ook enkele specifiek op die hoogte betrekking hebbende benamingen. Ze staan achter in het lemma bijeen. [N 5A, 74a; A 10, 1; monogr.]
I-6
|
30054 |
grondwerker |
grondwerker:
grontwērǝkǝr (Q187a Heugem)
|
De arbeider die het graafwerk voor kelderruimte of funderingssleuven verricht. In L 270 werd dit werk gewoonlijk door de handlangers gedaan. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen '(...)-' geplaatste vormen het lemma 'Handlanger'. [N 30, 3a; N 30, 26a; monogr.]
II-9
|
32738 |
groot geploegd middendeel |
stuk:
stø̜k (Q187a Heugem)
|
Onder het groot geploegd middendeel van een akker wordt verstaan de aan één stuk en meestal in lengtevoren te ploegen hoofdmoot van een akker, die het eerst bewerkt is of wordt. Dit middendeel omvat, op de wendakker(s) en een evt. geerstuk na, de gehele akker. Voor sommige van de hieronder vermelde termen zie men ook het lemma zzoivoor, diep geploegd land. [N 11, 52; N 11A, 125a]
I-1
|
23543 |
grote hostie |
hostie (<lat.):
hostie (Q187a Heugem)
|
De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote poets:
de groete poots aes achter de ruk (Q187a Heugem),
zeer korte oo
de groete poots (Q187a Heugem),
grote schoonmaak:
de groete sjoenmaak (Q187a Heugem),
poets:
Veur zien oan de poots (Q187a Heugem),
schoonmaak:
veur zien oan de sjoenmaak (Q187a Heugem)
|
de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
21331 |
gulden |
gulden:
gölle (Q187a Heugem),
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
gūlde (Q187a Heugem),
piek:
piek (Q187a Heugem)
|
gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18541 |
gulp van een broek |
gulp:
gulep (Q187a Heugem),
gölp (Q187a Heugem)
|
gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19075 |
gunnen |
gunnen:
gegund (Q187a Heugem)
|
ze wordt gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij gaat af?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|