e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heugem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pannentang pitstang: pets`taŋ (Heugem) Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.] II-9
pap pap: pap (Heugem), pàp (Heugem) brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] || Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
paraplu paraplu: parepluu (Heugem), perrepluu (Heugem) paraplu [N 23 (1964)] III-1-3
pas uit het ei gekomen kipje kuikentje: kȳkǝnšǝ (Heugem) [N 19, 40b] I-12
pasteitje vid-tje: viedeeke (Heugem) Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)] III-2-3
patates frites frieten: friete (Heugem) Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3
pateen pateen (<fr.): pateen (Heugem) De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)] III-3-3
pekel pekel: pīkǝl (Heugem) De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.] II-1
pekelkuip slachtkuip: slaxkup (Heugem) De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.] II-1
penis fluit: fluit (Heugem), mannetje: menneke (Heugem), piel: piele (Heugem) [N 10c (1995)] III-1-1