e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heugem

Overzicht

Gevonden: 1828
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grof gebouwde vrouw dikke madam: ⁄n dikke medam (Heugem), forse madam: ⁄n forse medam (Heugem), schepsel: e schöpsel (Heugem) fors gebouwde vrouw [megochel, schommel] [N 07 (1961)] III-1-1
grommen grommen: Endepols  gromme (Heugem) Hoe noemt u een dof, laag, grommend geluid voortbrengen, gezegd van honden (grauwelen, gronzen, grommen, grozen, grollen) [N 83 (1981)] III-2-1
grond waarop de boerderij staat bat: bat (Heugem), goed: gōt (Heugem), mestheem: mestǝm (Heugem) Vaak zijn boerderijen op een natuurlijke lichte verhoging in het terrein gebouwd. Naast de meer algemene benamingen van de plek waarop het bedrijf ligt, vinden we dan ook enkele specifiek op die hoogte betrekking hebbende benamingen. Ze staan achter in het lemma bijeen. [N 5A, 74a; A 10, 1; monogr.] I-6
grondwerker grondwerker: grontwērǝkǝr (Heugem) De arbeider die het graafwerk voor kelderruimte of funderingssleuven verricht. In L 270 werd dit werk gewoonlijk door de handlangers gedaan. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen '(...)-' geplaatste vormen het lemma 'Handlanger'. [N 30, 3a; N 30, 26a; monogr.] II-9
groot geploegd middendeel stuk: stø̜k (Heugem) Onder het groot geploegd middendeel van een akker wordt verstaan de aan één stuk en meestal in lengtevoren te ploegen hoofdmoot van een akker, die het eerst bewerkt is of wordt. Dit middendeel omvat, op de wendakker(s) en een evt. geerstuk na, de gehele akker. Voor sommige van de hieronder vermelde termen zie men ook het lemma zzoivoor, diep geploegd land. [N 11, 52; N 11A, 125a] I-1
grote hostie hostie (<lat.): hostie (Heugem) De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)] III-3-3
grote schoonmaak grote poets: de groete poots aes achter de ruk (Heugem), zeer korte oo  de groete poots (Heugem), grote schoonmaak: de groete sjoenmaak (Heugem), poets: Veur zien oan de poots (Heugem), schoonmaak: veur zien oan de sjoenmaak (Heugem) de schonmaak is achter de rug [DC 15 (1947)] || het schoonmaken van het gehele huis, dat in het voorjaar plaats heeft [DC 15 (1947)] || wij zijn aan het schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1
gulden gulden: gölle (Heugem), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  gūlde (Heugem), piek: piek (Heugem) gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)] III-3-1
gulp van een broek gulp: gulep (Heugem), gölp (Heugem) gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)] III-1-3
gunnen gunnen: gegund (Heugem) ze wordt gegund, i.v.m. de openbare verkoping van b.v. een boerderij [de boerderij gaat af?] [N 21 (1963)] III-3-1