id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34099 | hoef van de koe | klauw: (mv) klawǝ (Heugem) | De hoef van de koe, in zijn geheel. [N 3A, 119a; JG 1a, 1b] I-11 |
17763 | hoektand | oogtand: óuchtá:nt (Heugem) | hoektand [DC 01 (1931)] III-1-1 |
18018 | hoesten | hoesten: hooste (Heugem), rochelen: röchele (Heugem) | hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)] III-1-2 |
24323 | hom | melk: Endepols mellek (Heugem) | Hoe noemt u het voortplantignsvocht van mannelijke vissen (hom, melk, geiltje) [N 83 (1981)] III-4-2 |
24324 | hommel | hommel: Endepols hommel (Heugem) | Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] III-4-2 |
19782 | hondenhok | hondskooi: hondskoej (Heugem) | hondenhok [DC 10 (1941)] III-2-1 |
34567 | hondenkar | hondskar: honskɛr (Heugem) | Kleine kar die door een hond getrokken wordt en die voornamelijk gebruikt werd voor het vervoer van allerlei kleine hoeveelheden. [N 17, 15a; JG 1a; N G, 51; monogr] I-13 |
21622 | honderd frank | honderd frank: honderd frang (Heugem) | 100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1 |
17570 | hoofd | kop: kop (Heugem, ... ), kòp (Heugem) | [N 10 (1961)]hoofd [DC 01 (1931)] III-1-1 |
17571 | hoofd (spotnamen) | hoofdje: hödsje (Heugem), knikker: knikker (Heugem), knots: knutsj (Heugem) | [N 10 (1961)]hoofd [DC 01 (1931)] III-1-1 |