| 17562 |
kraakbeen |
knoers/knors:
knoors (Q187a Heugem, ...
Q187a Heugem)
|
kraakbeen [noerz, knorzel, knoezelbeen] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
| 17918 |
krabben |
krabben:
krabbe (Q187a Heugem),
kretsen:
kretse (Q187a Heugem),
schrabben:
šrabǝ (Q187a Heugem)
|
krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || Met een krabber of andere hulpmiddelen de geweekte varkensharen verwijderen. Door het krabben wordt een zeer dun laagje van de opperhuid eveneens verwijderd. [N 28, 27; monogr.]
II-1, III-1-2
|
| 25404 |
krabber |
hoorntje:
hø̜ntšǝ (Q187a Heugem),
schrap:
šrap (Q187a Heugem)
|
Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.]
II-1
|
| 23718 |
kralen van de rozenkrans |
kralen:
kralle van de rozekrans (Q187a Heugem)
|
De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 20708 |
krentenbol |
brioche (fr.):
briosj (Q187a Heugem)
|
Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20707 |
krentenbrood |
krentenmik:
krentemik (Q187a Heugem),
krentenmik (Q187a Heugem)
|
brood waarin krenten gebakken worden [N 29 (1967)] || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 33831 |
kribbebijter |
kribbebijter:
kribǝbē.tǝr (Q187a Heugem)
|
Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52]
I-9
|
| 34465 |
krielkip |
krielhennetje:
krilhęnǝkǝ (Q187a Heugem)
|
Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.]
I-12
|
| 24198 |
krijsen |
keken:
keke (Q187a Heugem)
|
een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
| 20136 |
krollen |
gejank:
Endepols
gejenk (Q187a Heugem)
|
Hoe noemt u het geluid van een krolse vrouwelijke kat [N 83 (1981)]
III-2-1
|