22320 |
maandag na driekoningen |
verloren maandag:
verloore maondig (Q187a Heugem)
|
Maandag na Driekoningen [koppermaondjeg, verloore maondag]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
25552 |
machine om roggebrooddeeg te maken |
deegmachine:
deegmachine (Q187a Heugem)
|
Vergelijk het lemma ''mengmachine voor deeg''. [N 29, 104]
II-1
|
17554 |
mager |
schraal:
schraal (Q187a Heugem),
sjraol (Q187a Heugem)
|
mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] || mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
34127 |
magere koe |
scharminkel:
šarmeŋkǝl (Q187a Heugem)
|
[N 3A, 147a]
I-11
|
19110 |
maken |
maken:
maake (Q187a Heugem)
|
maken [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
24203 |
man, mannelijke zangvogel |
mannetje:
menneke (Q187a Heugem)
|
mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18422 |
manchet |
manchet:
manchèt (Q187a Heugem),
mansjkèt (Q187a Heugem)
|
manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18700 |
manchetknoop |
manchetknoop:
manchètknuip (Q187a Heugem),
manchettenknoop:
manchette knöp (Q187a Heugem)
|
manchetknoopjes [N 23 (1964)]
III-1-3
|
26825 |
mand |
korf:
kø̜rǝf (Q187a Heugem),
mandel:
mandǝl (Q187a Heugem)
|
De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.]
II-12
|
34449 |
mannelijk jong van de geit |
geitenbok:
gęi̯tɛbok (Q187a Heugem)
|
[N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21]
I-12
|