e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heugem

Overzicht

Gevonden: 1828
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maandag na driekoningen verloren maandag: verloore maondig (Heugem) Maandag na Driekoningen [koppermaondjeg, verloore maondag]. [N 06 (1960)] III-3-2
machine om roggebrooddeeg te maken deegmachine: deegmachine (Heugem) Vergelijk het lemma ''mengmachine voor deeg''. [N 29, 104] II-1
mager schraal: schraal (Heugem), sjraol (Heugem) mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] || mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)] III-1-1, III-2-3
magere koe scharminkel: šarmeŋkǝl (Heugem) [N 3A, 147a] I-11
maken maken: maake (Heugem) maken [DC 02 (1932)] III-1-4
man, mannelijke zangvogel mannetje: menneke (Heugem) mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)] III-4-1
manchet manchet: manchèt (Heugem), mansjkèt (Heugem) manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
manchetknoop manchetknoop: manchètknuip (Heugem), manchettenknoop: manchette knöp (Heugem) manchetknoopjes [N 23 (1964)] III-1-3
mand korf: kø̜rǝf (Heugem), mandel: mandǝl (Heugem) De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.] II-12
mannelijk jong van de geit geitenbok: gęi̯tɛbok (Heugem) [N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21] I-12