22458 |
mei |
meiboom:
meiboom steken (K360p Heusden)
|
De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33337 |
meid, dienstmeid |
dienstmeisje:
dīnstmɛ̄sǝ (K360p Heusden),
meisje:
mɛi̯sǝ (K360p Heusden),
mɛ̄sǝ (K360p Heusden)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
haagdoorn:
zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
haagdoorn (K360p Heusden),
meidoorn:
zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
meedoorn (K360p Heusden),
rode, een -:
zie ook ZND01, a-m en ZND24, 039b, apart ingevoerd
roezen (rood) (K360p Heusden)
|
haag- of meidoorn, met rode bloemen [ZND 24 (1937)] || haag- of meidoorn, met witte bloemen [ZND 24 (1937)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
bloedzuiker:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005
bloewdzouker (K360p Heusden),
mulder:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005; witter dan de prizekant
mø͂ͅlər (K360p Heusden),
predikant:
prizzekamp (K360p Heusden),
ook in ZND 01, a-m; ZND 01u, 159
prizikamp (K360p Heusden),
ook in ZND 01, a-m; ZND 16, 005
prizikamp (K360p Heusden),
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005
prizikamp (K360p Heusden),
prizəkant (K360p Heusden),
wijfje:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005
weͅfkə (K360p Heusden)
|
meikever [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)], [ZND 16 (1934)]
III-4-2
|
20309 |
meisje |
meidje:
klei metske (K360p Heusden),
mətskə (K360p Heusden)
|
klein meisje [ZND 11 (1925)] || meisje [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
22800 |
melden (kaartterm) |
jassen:
bij het kaartspel bv ik heb tien gemeld
jassen (K360p Heusden),
melden:
in de betekenis van berichten: ik meld u het afsterven van...
ik meld (K360p Heusden)
|
Melden. (in welke betekenis wordt dat woord gebruikt? Geef de uitdrukking waarin het voorkomt, b.v. bij het kaartspelen, enz.). [ZND 38 (1942)]
III-3-2
|
33294 |
melganzevoet |
meel:
mēlǝ (K360p Heusden),
wilde meel:
(mv)
wøl mēǝlǝn (K360p Heusden)
|
Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.]
I-5
|
34237 |
melk |
melk:
mø̜lǝk (K360p Heusden),
mɛ.lǝk (K360p Heusden),
mɛlk (K360p Heusden)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
34246 |
melkafromer |
romer:
rumǝr (K360p Heusden)
|
De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛləkbu.r (K360p Heusden)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|