34000 |
optuigen |
(het) getuig aandoen:
t ˲gǝtø̜̄x˱ ǭndū.n (K360p Heusden)
|
Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.]
I-10
|
22737 |
orgel |
orgel:
e schoen oksoal met n nieuwe orgel (K360p Heusden)
|
Een schoon oksaal met een nieuw orgel. [ZND 05 (1924)]
III-3-3
|
24221 |
ortolaan |
korenschrijver:
soms
koreskrèver (K360p Heusden),
ortolaan:
atterleun (K360p Heusden),
ortelaan (K360p Heusden)
|
ortolaan
III-4-1
|
34053 |
os |
os:
ǫs (K360p Heusden)
|
Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11
|
20318 |
oud, bejaard |
oud:
aat (K360p Heusden)
|
oud; de man is oud [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
33763 |
oud, versleten paard |
oud paard:
āt pēęt (K360p Heusden),
oude krak:
ā krak (K360p Heusden)
|
Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.]
I-9
|
20320 |
oude man |
oude mens:
de gooie aaie mins is bè ze peerd door de ijs gezakt en in ⁄t kaa water gevallen (K360p Heusden)
|
De goede oude man is met het paard door t ijs gebroken en in het koud water gevallen (gebroken of gezakt?) [ZND 04 (1924)]
III-3-1
|
20319 |
oude vrouw |
oud wijf:
aad wijf (K360p Heusden, ...
K360p Heusden)
|
een oude vrouw [ZND 05 (1924)]
III-2-2, III-3-1
|
20328 |
ouderlijk huis |
thuis:
znd 11, C8
thoos (K360p Heusden)
|
vaderlijk huis [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
20229 |
ouders |
ouders:
ouwers (K360p Heusden),
oudersen:
znd 44, 27; = ouders en mv. en?
aarsen (K360p Heusden),
oudersten:
aagsten (K360p Heusden),
mar.: aas - aars - aarsten = dubbel meervoud? Zoals kind - kinder - kinderen? en schoe - schoen - schoenen?
aarsten (K360p Heusden)
|
ouders [ZND 11 (1925)] || ouders; waar ligt het land van uw ouders? [ZND 44 (1946)]
III-2-2
|