20911 |
pruim |
pruim:
pruim (K360p Heusden),
prø̄m (K360p Heusden)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
18926 |
prutsen |
frutselen:
frutsele (K360p Heusden),
frutselen (K360p Heusden),
prullen:
prullen (K360p Heusden),
prutselen:
prutselen (K360p Heusden),
prutsen:
prutsen (K360p Heusden)
|
Frutselen (met kleinigheden bezig zijn). [ZND 35 (1941)] || prutsen: uitspraak [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
18930 |
prutswerk |
geknoei:
wat e geknoei (K360p Heusden),
wat e geknooi (K360p Heusden),
gesmodder:
wat e gesmodder (K360p Heusden)
|
Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
30687 |
puimsteen |
puimsteen:
pǫmstiǝn (K360p Heusden)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
top:
top (K360p Heusden)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
23279 |
purper |
purper:
purpel (K360p Heusden),
purper (K360p Heusden),
violet:
violet (K360p Heusden)
|
Hoe heet de kleur, die de overgang vormt tussen rood en blauw; de kleur van de bekleedsels die in de Goede Week over de kruisbeelden worden gehangen? [ZND 38 (1942)]
III-3-3
|
24227 |
putter |
distelvink:
disselvink (K360p Heusden)
|
putter
III-4-1
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
e roadsel (K360p Heusden)
|
Een raadsel. [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
27904 |
raam |
venster:
vẽstǝr (K360p Heusden
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
19057 |
raar, vreemd |
vreemd:
diè is hie vremd (K360p Heusden)
|
Die is hier vreemd. [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|