e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heusden

Overzicht

Gevonden: 1890
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boomleeuwerik bosliewerk: bosleewerk (Heusden), bosleewerrek (Heusden) boomleeuwerik III-4-1
boompieper bospieper: bospieper (Heusden) boompieper III-4-1
boomstronk post: post (Heusden) boomstronk [ZND 07 (1924)] III-4-3
boomvruchten stelen pikken: pikken (Heusden), stropen: striepen (Heusden) Boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen]. [N 88 (1982)] III-3-2
boomwagen nuts: nøts (Heusden) Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.] I-13
boon, algemeen bonen: bunǝ (Heusden), boon: bun (Heusden) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
boot(je) schuitje: schuitteken (Heusden) Een schip, twee schepen, een klein scheepje. [ZND 06 (1924)] III-3-1
borst borst: bǫrst (Heusden) Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2] I-9
borstriem borstriem: %%voor de fonetische documentatie wordt verwezen naar het lemma BORSTRIEM%%  [borstriem] (Heusden) I-10
borstvliesontsteking fleuris: fleuris (Heusden) pleuris [ZND 05 (1924)] III-1-2