e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heusden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sinterklaas sinterklaas: sinterkloas (Heusden, ... ) Sint-Niklaas. [ZND 06 (1924)] III-3-2, III-3-3
sjalot sjarlot: šərloͅtən (Heusden) sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sla, algemeen salade: slōͅt (Heusden) [Goossens 1b (1960)] I-7
slaan slaan: blō ɛn grüün gəslāgə (Heusden), poàrs en bloo geslagen (Heusden) bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
slachten slachten: sláxtǝ (Heusden) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slag slag: slaag (Heusden) slag, klap, stoot [ZND 06 (1924)] III-1-2
slak slaks: sleks (Heusden) slak, alg. [ZND 06 (1924)] III-4-2
slakkenhuis slaksenpotje: slekseputteke (Heusden) slakkenhuis [ZND 06 (1924)] III-4-2
slecht gesneden hengst piet: pit (Heusden) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9
slecht mens, slechte kerel galgenaas: galgenaos (Heusden), gemene kerel: gemijne kieerel (Heusden) Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] III-1-4