e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Heusden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spelden aaneenspelden: ānējspɛlǝn (Heusden) Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34] II-7
spelen (alg.) spelen: ich speel, hè spilt, wĕ spele (Heusden) Ik speel, hij speelt, wij spelen. [ZND 07 (1924)] III-3-2
spelletje spelletje: spelleke (Heusden) Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)] III-3-2
spenen spenen: spīęnǝ (Heusden) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9
sperwer klamper: klamper (Heusden), sperwer: generieke naam voor de roofvogels, zoals klamper  spellewer (Heusden) sperwer III-4-1
spie spie/spij: spęi̯ (Heusden) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3
spiertje trekken spiertje trekken: spierke trekken (Heusden, ... ) Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)] III-3-2
spijbelen haagschool: haagschool (Heusden) Spijbelen (de school ontlopen, achter de hagen schoolgaan). [ZND 07 (1924)] III-3-1
spijkeren nagelen: nagelen (Heusden) Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.] II-12
spin spin: spen (Heusden) spin [RND] III-4-2