20554 |
drop |
klissap:
klissap (K360p Heusden)
|
drop [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
20565 |
dropwater |
klissap:
klissap (K360p Heusden),
klissapwater:
klisapwater (K360p Heusden)
|
dropwater [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
dei duif ès taam (K360p Heusden),
dooef (K360p Heusden),
duif (K360p Heusden),
Pl. [dòu:ven]
dòuf (K360p Heusden)
|
Duif, mannelijk. [ZND 39 (1942)] || Duif. [Goossens 1b (1960)], [ZND 08 (1925)] || Tam, mak. "Die duif is tam, een tamme duif. [ZND 07 (1924)]
III-3-2
|
24139 |
duif, algemeen |
duif:
dooef (K360p Heusden),
duif (K360p Heusden)
|
duif [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)]
III-4-1
|
23225 |
duivel |
duivel:
duvel (K360p Heusden)
|
De duivel (volksnamen). [ZND 01u (1924)]
III-3-3
|
21965 |
duivenhok |
duivenkot:
doivekot (K360p Heusden),
duivekot (K360p Heusden),
duvǝkǫt (K360p Heusden),
dòu.vəkō.t (K360p Heusden),
dǫu̯vǝkōt (K360p Heusden),
het dauvekoot (K360p Heusden)
|
Duivenhok. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
duivenslag:
dòu:vəslā.ch (K360p Heusden),
dǫu̯vǝslā.x (K360p Heusden),
plank:
plank (K360p Heusden),
plaŋk (K360p Heusden)
|
Duivenslag. [Goossens 1b (1960)] || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6, III-3-2
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
duivin:
duivin (K360p Heusden),
wijfje:
wefke (K360p Heusden)
|
duif, wijfje [ZND 18 (1935)], [ZND 39 (1942)]
III-4-1
|
24909 |
duren, het duurt ... |
het duurt:
hēt duurt mēr ēn miniyt (K360p Heusden)
|
Het duurt maar een minuut. [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
21418 |
duur |
duur:
dier (K360p Heusden)
|
duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|