19092 |
gevaarlijk |
gevaarlijk:
mee vuur spieelen es gevaärlek (K360p Heusden),
perikel:
mee vuur spieelen es frijkel (K360p Heusden)
|
Met vuur spelen is gevaarlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
19093 |
gevaarlijke kerel |
periculeus:
da’s ne frijkeleuze kiërel (K360p Heusden)
|
Dat is een gevaarlijke kerel. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
21322 |
gevangenis |
gevang:
gevang (K360p Heusden)
|
gevangenis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19743 |
gevel |
gevel:
giəvəl (K360p Heusden)
|
een schoone gevel [ZND 35 (1941)]
III-2-1
|
19381 |
gewelf |
zolder:
zǫlǝr (K360p Heusden)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.]
II-9
|
33298 |
gewone melkdistel |
melkdistel:
mɛlkdestǝl (K360p Heusden)
|
Sonchus oleraceus L. Een op bouwland, in moestuinen en wegbermen voorkomend onkruid met een penwortel, bleekgele tot gele bloempjes uit "buikige" korfjes in een scherm en met grof ingesneden dof- of grijsgroen, vaak paars aangelopen bladeren met een stekelige bladrand. Het wordt 30 tot 90 cm hoog en bloeit van juni tot de herfst.
I-5
|
33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
spø̜ri (K360p Heusden)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|
17564 |
gewricht |
gewricht:
gefricht (K360p Heusden)
|
hoe heet het gewricht van een lidmaat, d.i. de plaats waar de beenderen van armen of benen met elkaar verbonden zijn ? [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
17588 |
gezicht |
wezen:
weze (K360p Heusden)
|
viel hij maar eens op zijn gezicht [ZND 08 (1925)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
snuit:
lang snooet (K360p Heusden)
|
Snuit. Een lange snuit. [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|