e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292p plaats=Heythuysen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schotel schotel: voor elke schaal van aardewerk of hout, ook waarop vla of pannekoek wordt opgediend.  sjüttel (Heythuysen) schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schoteltje schoteltje: sjüttelke (Heythuysen) schoteltje, klein bordje of ~, gebruikt onder een kopje waaruit men drinkt [N 20 (zj)] III-2-1
schouder schouder: sjouver (Heythuysen), sjouəR (Heythuysen) Hij gaf me een klap op mijn schouder. [DC 17 (1949)] III-1-1
schouderblad schoft: schoft (Heythuysen), schouderblad: schouderblad (Heythuysen) Schouderblad: een der beide, driehoekige platte beenderen op de bovenrug die de schouders helpen vormen (schouderblad, schoft). [N 84 (1981)] III-1-1
schoudermanteltje pelerine (<fr.): pellerien (Heythuysen) schoudermanteltje [pelderien, pellerien] [N 23 (1964)] III-1-3
schraag bok: buk (Heythuysen  [(diminutief: bykskǝ)]  ), schraag: šriǝx (Heythuysen) Uit hout of metaal vervaardigd gestel, bestaande uit twee driehoekige steunen die met elkaar verbonden zijn. Twee of meer schragen vormen de basis voor de werkvloer van de schraagsteiger. [N 32, 7b; monogr.] II-9
schraagsteiger voetsteiger: vōt[steiger] (Heythuysen) Kleine, lage werkvloer, samengesteld uit schragen en planken. Volgens de invuller uit Q 19 wordt de schraagsteiger vooral binnenshuis gebruikt door bijvoorbeeld de stucadoor. [N 32, 7a; monogr.] II-9
schrabsel vel: vɛl (Heythuysen) De afgekrabde opperhuid met haren. De lange haren worden soms bewaard en tot borstels e.d. verwerkt of verkocht. [N 28, 29; monogr.] II-1
schrammen geschroffeld: gesjroefeld (Heythuysen), schrammen: sjraomen (Heythuysen) Schram: streepvormige, zeer ondiepe verwonding van de bovenhuid (kras, schram, krab). [N 84 (1981)] || Schrammen: de bovenhuid zeer licht openrijten (schrammen, krassen, skrassen). [N 84 (1981)] III-1-2
schrede trede: trè (Heythuysen) Pas, stap: het plaatsen van de ene voet voor de andere bij het gaan (treden, tred, schrede, loop, stap). [N 84 (1981)] III-1-2