e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L292p plaats=Heythuysen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slikken doorslikken: duorslikke (Heythuysen), slikken: sjlikkə (Heythuysen) slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)] III-2-3
slim goed bij: good biej (Heythuysen), hel: hel (Heythuysen), lozig: luzig (Heythuysen), slim: slim (Heythuysen, ... ) een zeer goed verstand hebbend en zeer vlug van begrip [schrander, slim, hel] [N 85 (1981)] || vindingrijk in het bedenken van hulpmiddelen, in het raden etc.; [slim, ont, vossebillen gegeten hebbend] [N 85 (1981)] || vlug van begrip [vinnig, rap] [N 85 (1981)] III-1-4
slinken, minder worden minderen: minderen (Heythuysen) minder worden [lamen, lammen, verstillen afreezen] [N 91 (1982)] III-4-4
slinkse streken smerige streken: smerige streken uithalen (Heythuysen) oneerlijk, achterbakse slinkse streken [linken, slenters, slingers, slenders, list, draaiers] [N 85 (1981)] III-1-4
slip slip: slup (Heythuysen) afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)] III-1-3
slip-over slip-over: slip-over (Heythuysen) slipover, truivest zonder mouwen [N 23 (1964)] III-1-3
slipjas slipjas: slupjas (Heythuysen) jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] III-1-3
sloffen sloffen: sloefen (Heythuysen) sloffen: Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, slerven, klossen). [N 84 (1981)] III-1-2
slok slok: sjlók (Heythuysen), teug: teug (Heythuysen) teug; Hoe noemt U: De hoeveelheid drank of vloeistof die men in een keer in de mond neemt en doorslikt (teug, slok, zjats) [N 80 (1980)] III-2-3
slokdarm slokdarm: šlukdɛrm (Heythuysen), šlūkdɛrm (Heythuysen) Spierachtige buis die de keel met de maag verbindt. [N 28, 78] II-1