24497 |
verwelken |
verslakkeren:
verslakkeren (L292p Heythuysen)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21795 |
verwensen |
verwensen:
verwensen (L292p Heythuysen)
|
iemand kwaad toewensen [wensen, verdijen, verwensen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21665 |
verzetten |
verzetten:
ps. niet omgespeld!
verzĕtte (L292p Heythuysen)
|
Betekenis en uitspraak van het werkwoord verzetten i.v.m. koop of verkoop? A.u.b. ook de uitspraak geven. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
30026 |
verzopen kalk |
verzopen kalk:
vǝrzǭpǝ kalǝk (L292p Heythuysen)
|
Kalk waaraan tijdens het blussen teveel water is toegevoegd waardoor deze te sterk afkoelt. [N 30, 34; monogr.]
II-9
|
30014 |
verzopen mortel |
verzopen specie:
vǝrzǭpǝ špēsi (L292p Heythuysen)
|
Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|
18931 |
verzuimen |
verzuimen:
verzuimen (L292p Heythuysen)
|
nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23312 |
vespers |
vesper (lat.):
də vespər (L292p Heythuysen)
|
de vespers [RND]
III-3-3
|
18277 |
vest |
wambuisje:
wéémeske (L292p Heythuysen)
|
herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18533 |
vestzakje |
wambuistasje:
wéémesteske (L292p Heythuysen)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34274 |
vetmesten |
vet maken:
vɛt mākǝ (L292p Heythuysen),
vetmesten:
vɛtmɛstǝ (L292p Heythuysen)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|