24733 |
lange dunne tak |
gard:
gèrt (L292p Heythuysen)
|
Een lange dunne tak (geert) [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18368 |
lange grijze kous |
hoos:
haoze (L292p Heythuysen)
|
kousen, lange grijze ~ die door slagers (beenhouwers) over de broekspijpen worden gedragen [beenhouwerskousen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18367 |
lange kleurige herenkous |
hoos:
haoze (L292p Heythuysen)
|
mannenkousen, lange kleurige ~ (vero) [hooze] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24418 |
langpootmug |
glazenwasser:
glazewasser (L292p Heythuysen),
grote mug:
gróate mögk (L292p Heythuysen),
hooiwagen:
huijwage (L292p Heythuysen)
|
Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)] || langpootmug [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
25079 |
langzaam, traag |
traag:
traog (L292p Heythuysen)
|
langzaam [lui, traag, stil, telijig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18222 |
lap |
lap:
lap (L292p Heythuysen)
|
sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18346 |
lap op een schoen |
lap:
lap (L292p Heythuysen),
stuk:
stuk (L292p Heythuysen)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18980 |
laster |
laster:
laster (L292p Heythuysen)
|
het schenden van iemands goede naam [achterpraat, achterklap, laster] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18999 |
lasteren |
zwartmaken:
iemand zwart maken (L292p Heythuysen)
|
iemands goede naam schenden [labbekakken, insteken, bespreken, rabbelen, klapperen, commeren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19297 |
lastig (werken) |
ongemakkelijk:
ongemakkelijk (L292p Heythuysen)
|
niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|